De Design Sprint methode is een uniek en intensief proces van (meestal) een werkweek voor het valideren van ideeën en het oplossen van fundamentele vraagstukken binnen een organisatie. Dit wordt gedaan door het ontwerpen en bouwen van een prototype en dat samen met klanten te testen.
Op maandag breng je het probleem in kaart. Op dinsdag schets je zo veel mogelijk innovatieve oplossingen. Op woensdag weeg je de voor- en nadelen van de geschetste oplossingen en bepaal je welke het sterkst zijn. Op donderdag bouw je een realistisch prototype van de beste oplossing. En op vrijdag test je dat prototype met vijf klanten uit je doelgroep.
Daarmee is het alsof je met de Design Sprint vooruit spoelt naar de toekomst: je kunt zien hoe klanten reageren, nog voordat je veel tijd en geld hebt geïnvesteerd in het creëren van een nieuw product, dienst of marketingcampagne.
De Design Sprint methode is een heel gestructureerde manier om een probleem op te lossen. De verschillende fases liggen vast, evenals de specifieke technieken die gebruikt worden in elke fase. De Design Sprint is daarmee gemakkelijk te begrijpen en snel te leren. In Design Thinking zien we dezelfde fases terug als in de Design Sprint – Empathize, Define, Ideate, Prototype, Test -, maar in tegenstelling tot de Design Sprint kent Design Thinking talloze tools en technieken die in al de vijf fases gebruikt kunnen worden.
Design Thinking is daarmee zowel een methode voor probleemdefinitie als probleemoplossing. Design Sprints daarentegen zijn puur een methode voor probleemoplossing. Om het maximale resultaat te halen uit een Design Sprint moet begonnen worden met een heldere, goed omschreven uitdaging. Het gaat vaak mis als teams de Design Sprint proberen te gebruiken om te definiëren of te beslissen welk probleem opgelost moet worden.